Klik voor foto Klik voor foto Klik voor foto
 Klik voor foto Klik voor foto Klik voor foto
 Klik voor foto
 
Wie niet groot is, moet extra slim zijn
 
Duurzaamheid voor kleinere retailers
Duurzaamheid is een onderwerp waar iedereen mee aan de slag moet, ook kleinere retailers. Zij hebben echter minder tijd en geld hiervoor dan de grotere spelers in de markt. Wat kunnen zij doen? Een analyse, mede op basis van gesprekken met twee deskundigen.
 
Duurzaamheid wordt een steeds belangrijker onderwerp voor alle sectoren in Nederland, waaronder de retailsector. Klanten kunnen voor hun aankopen kiezen uit veel retailers (zowel online als offline) en – vooral de jongere generaties - kijken bij hun keuze niet alleen naar prijs en kwaliteit, maar ook naar duurzaamheid. Er zijn echter meer stakeholders op het gebied van duurzaamheid. Zo maken banken bij hun kredietverlening ook een beoordeling van de duurzaamheid van retailers. In de huidige, krappe arbeidsmarkt is duurzaamheid een belangrijk aspect waar – met name jongere generaties - werknemers op letten bij de keuze voor hun werkgever. Verder is er wet- en regelgeving vanuit de overheid waar bedrijven zich aan moeten houden. De overheid heeft akkoorden ondertekend zoals het Klimaatakkoord (gericht op CO2 reductie) en het Grondstofakkoord (beperking van gebruik van grondstoffen) waaraan alle bedrijven een bijdrage moeten leveren. Binnen de textielbranche is de uitgebreide productenverantwoordelijkheid (UPV) geïntroduceerd waardoor producenten van consumentenkleding verantwoordelijk worden voor de inzameling, recycling, hergebruik en afval van hun producten. Olaf Zwijnenburg, sectormanager Retail en Groothandel non-food bij de Rabobank: “Om nu én in de toekomst aan verwachtingen van consumenten en andere stakeholders te kunnen blijven voldoen, moeten retailers duurzaamheid nadrukkelijk op de agenda zetten. Consumenten vinden duurzaamheid belangrijk en verwachten van de partners waar zij zaken mee doen, waaronder retailers, dat die duurzaamheid serieus nemen. Duurzaamheid is daarmee een ‘license to operate’ geworden.”

Iedereen moet aan de slag
Het werken aan duurzaamheid is niet voorbehouden aan grote retailers die bepaalde schaalvoordelen hebben of aan ‘premium’ retailers die een deel van hun productmarge ‘makkelijk’ in duurzaamheid kunnen steken. Iedereen moet ermee aan de slag: van groot tot klein en van ‘premium’ tot discount. Stakeholders zoals klanten, banken en aspirant-personeelsleden maken immers geen verschil. Iedere retailer is voor hen een ‘keuze uit velen’ en ze kijken naar duurzaamheid bij de beslissing waar ze een product kopen, aan wie ze krediet verlenen en bij wie ze willen werken. Ook de wet- en regelgeving en de door de overheid gesloten akkoorden maken geen onderscheid tussen bepaalde typen retailers.

Goede business cases
Er wordt nog wel eens gedacht dat duurzaamheid ‘duur’ is en dat je daarom schaal of een bovengemiddelde marge nodig hebt om eraan te werken. Dat is een misverstand. Iedereen moet ermee aan de slag omdat klanten en andere stakeholders dat verwachten en eisen. Er is op verschillende manieren geld te verdienen met duurzaamheid, zowel aan de omzet- als aan de kostenkant. Enkele voorbeelden. Het verkopen van tweedehands producten gaat wellicht deels ten koste van de oorspronkelijke business (verkoop van nieuwe producten) maar daar staan belangrijke voordelen tegenover. Als consumenten voorzichtiger worden met hun aankopen, bijvoorbeeld door een afzwakkende economie of dalende koopkracht, is tweedehands een goede optie voor hen. De retailer kan de tweedehandsproducten vaak goedkoop inkopen (of zelfs gratis krijgen) waardoor hij een hogere marge kan halen dan op nieuwe spullen. Het tweedehands assortiment kan ook complementair zijn aan het nieuwe assortiment en een nieuwe klantengroep aantrekken. Denk bijvoorbeeld aan een retailer in consumentenelektronica die bewust geen nieuwe wasmachines verkoopt (bijvoorbeeld omdat de marges daarop te laag zijn) maar die wel een tweedehands assortiment heeft dat op basis van zijn ‘service reputatie’ een prima alternatief is voor zijn klanten. Kortom: ook van tweedehands verkopen is wel een goede business case te maken. Een andere goede business case gaat over het onder eigen label verkopen van duurzame producten. Zwijnenburg: “De grootste impact vanuit verduurzaming zit in het overstappen op een duurzamer productaanbod. En dat kan je aanjagen door zelf producten te (laten) maken, onder een eigen merk of label. Daarbij regisseer je de hele waardeketen van ontwerp tot verkoop.” In dit voorbeeld snijdt het mes aan meerdere kanten: duurzamer productaanbod, eigen, unieke producten en een hogere marge door regie over de hele keten. Ook aan de kostenkant zijn er diverse kansen waarbij soms sprake is van ‘laaghangend fruit’. Zwijnenburg geeft enkele voorbeelden. “Op veel duurzaamheidsonderwerpen kun je snel concreet resultaat boeken. Denk aan het verhuizen naar een pand met een beter energielabel, het vervangen van de verlichting door LED lampen, of aan het investeren in zonnepanelen. Het plukken van dit laaghangend fruit is niet alleen duurzaam, je bespaart er ook flink wat kosten mee.”

De nadelen…
Vergeleken met grote retailers hebben de kleinere, zelfstandige retailers wel wat nadelen. Zij hebben minder tijd, geld en (management)aandacht om met het onderwerp bezig te zijn. Waar de grote spelers dure adviseurs kunnen inhuren om hen te helpen, moeten de ‘kleintjes’ het vaak zelf doen. Het zijn de bekende schaalvoordelen van de grotere spelers die ook een rol spelen in bijvoorbeeld inkoop en digitalisering.

…maar ook voordelen
Wie niet groot is, moet het anders aanpakken. Dat kan door de voordelen die kleinere retailers hebben ten opzichte van de grotere concurrenten, goed te benutten. Een van die voordelen is dat kleinere retailers over het algemeen dichter bij hun klanten staan dan grote filiaalbedrijven. Jeroen van Muiswinkel van duurzaamheidsconsultant Copper8 heeft wel een idee hoe je dit als kleine retailer kunt gebruiken. “Praat met je klanten en ga na hoe ze tegenover duurzaamheid staan. Vaak is het zo dat er een kopgroep is van 15-20% die bereid is om extra te betalen voor duurzame producten. Die groep kun je bereiken met je duurzame aanbod. Misschien zijn ze zelfs wel bereid om als een soort ‘duurzaamheidsambassadeur’ voor je op te treden waardoor je ook een deel van de ‘middengroep’ (60-70%) kunt bereiken. De groep van 15-20% ‘achterblijvers’ geeft weinig om duurzaamheid en daar hoef je dus geen energie in te steken. Het is belangrijk om uit te vinden hoe jouw klantengroep in elkaar zit en wat je daarmee kunt doen.” Om dit idee te realiseren, kunnen kleinere retailers een ander voordeel benutten. Vaak hebben ze een hechtere relatie met hun personeel. Van Muiswinkel: “Zoek uit welke collega’s een intrinsieke motivatie hebben op het gebied van duurzaamheid en laat hen meedenken over duurzame maatregelen die je kunt nemen. Medewerkers kunnen hierin verassend inventief zijn. Laat ze bijvoorbeeld ludieke, duurzame acties via social media initiëren. ” Het idee van Van Muiswinkel combineert enkele voordelen: je personeel raakt meer gemotiveerd en je leert je klanten beter kennen. Win-win dus. Een derde voordeel is de actiegerichtheid van kleinere retailers. Waar grote retailers nog wel eens last hebben van bureaucratie en teveel managementlagen, kunnen kleine spelers een idee van vandaag meteen morgen invoeren. Klanten kijken niet zozeer naar hoe goed doortimmerd een duurzaamheidsplan is, maar naar wat de retailer concreet doet en laat zien. Kleine retailers kunnen ideeën goed en snel in actie omzetten. Geen woorden maar daden.

Systematische aanpak
Figuur 1 bevat een aanpak die kleinere retailers kunnen volgen voor het thema duurzaamheid. Kiezen, samenwerken en communiceren zijn belangrijke elementen in deze aanpak.

Niet alle ideeën kunnen tegelijkertijd uitgevoerd worden. Tijd, geld en aandacht zijn immers schaars. Het is beter om bijvoorbeeld 3-5 top-ideeën goed te doen dan om de schaarse middelen te versnipperen over een veelheid aan initiatieven. Kiezen is dus belangrijk. Financiële gevolgen (opbrengsten, kosten, investeringen), effect op milieu en/of circulariteit en bijdrage aan het duurzaamheidsimago zijn aspecten die bij de keuze kunnen worden meegenomen. Deze aspecten kunnen nog wel eens verschillend uitpakken en een evenwicht in de gemaakte keuzes is belangrijk. Van Muiswinkel geeft een voorbeeld. “Wat vaak wordt vergeten bij bijvoorbeeld LED verlichting, is dat het weliswaar energie bespaart tijdens het gebruik, maar ook energie en materiaal kost om te maken en waarschijnlijk ook energie kost om het afval te verwerken. Het verschilt per product of de milieu-impact over het geheel positief of negatief is.” De zogenaamde R-ladder (figuur 2) is een hulpmiddel waarmee de retailer de milieu effecten kan inschatten. De acties zijn geclassificeerd van R1 tot R6 waarbij R1 een relatief grote bijdrage levert en R6 een relatief lage. Haalbaarheid is een ander criterium waarop maatregelen moeten worden beoordeeld. “Een verhuur- of abonnementsmodel kan leiden tot minder productie (R2 – Reduce) als er ook daadwerkelijk minder producten voor nodig zijn. Het kan financieel positief uitpakken omdat de retailer een nieuwe markt aanboort. Echter: het vergt vrij hoge investeringen in de te verhuren producten wat niet voor iedereen haalbaar is”, aldus Van Muiswinkel. Figuur 3 bevat een overzicht van mogelijke acties met een inschatting van de effecten op financiën, milieu en imago.

Samenwerking
Samenwerking is niet alleen nodig bij het verzamelen van ideeën, maar ook bij de uitvoering. Denk bijvoorbeeld aan samenwerking met leveranciers. Volgens Van Muiswinkel is het verstandig om bijvoorbeeld aan de leverancier te vragen wat een duurzaam product is en om de leverancier te stimuleren tot duurzame innovatie en productontwikkeling.

Communicatie
Communicatie (met bijvoorbeeld klanten, maar ook met andere stakeholders) is in alle fasen van de aanpak cruciaal. Grotere bedrijven doen dit onder meer via een ‘duurzaamheidsverslag’ dat vaak vrij uitgebreid is. Kleinere retailers kunnen dit volgens Zwijnenburg veel praktischer aanpakken. “Als je 3-5 initiatieven kiest, hoeft de verantwoording daarover niet zo uitgebreid. Misschien past het wel op 1 A4-tje. Dat wordt sneller en makkelijker gelezen dan een dik verslag. De retailer kan het via verschillende kanalen verspreiden. Denk aan de website, maar ook aan bijvoorbeeld posters en banners voor in de winkel.”


Figuur 1 – Fasegewijze aanpak duurzaamheid
Bron: JV Insights

Figuur 2 – R-ladder voor milieu impact van duurzaamheidsmaatregelen
Bron: JV Insights, PBL rapport ‘Integrale Circulaire Economie Rapportage’ 2023

Figuur 3 – Voorbeelden van duurzaamheidsmaatregelen met inschatting van effecten
Bron: JV Insights, Rabobank
 
 
◀ Terug Delen
 
KIM• Keuken & -Interieur Magazine | 2024 - maart | Pagina(s) 32
Categorie: Management, Financiën
 
Gerelateerde bedrijven
Relevante publicaties
Uw mening
U heeft al eerder aan de huidige stemming(en) deelgenomen.
 
Klik hieronder om de resultaten van de laatst gehouden stemmingen te bekijken