Sanitairspecialist nauwelijks te vinden op woonboulevard
 
Nota Ruimte versoepelt regelgeving woonmalls
Minister Dekker van VROM wil meer recht doen aan de dynamiek in de detailhandel. In haar vorig jaar verschenen Nota Ruimte stelt ze vast dat er bij ons 'in tegenstelling tot het buitenland nauwelijks weidewinkels zijn'. Dus heeft de overheid het uitdrukkelijke verbod op weidewinkels laten varen. Maar in hoeverre is deze versoepeling van de regelgeving interessant voor de sanitair- en tegelspecialist?
 
Hugo Schrameyer & Derk-Jan Rouwenhorst

De bestaande detailhandelsstructuur stamt nog uit de jaren dertig. Dat was in een periode dat huishoudens het moesten stellen zonder luxe auto en koelkast. Dus was men automatisch aangewezen op de dichtbijgelegen supermarkt. Superstores aan de rand van de stad, werd er lange tijd geredeneerd, waren levensbedreigend voor de zorgvuldige opgebouwde winkelomgeving.
Helemaal onterecht is die angst misschien niet. Marcel Vloermans, directeur van de United Groep (een grote groep met elektroretailformules), zei kortgeleden nog in een andere context: 'Door de toenemende mogelijkheden aan de periferie ontstaat er een nieuwe functie voor de detailhandel. Moeten we daar blij mee zijn? Moeten we blij zijn met grote ketens aan de rand van de stad en slechts een handjevol winkels plus een paar patatzaken in het centrum? Door toenemende grootschaligheid zijn er buurtschappen op het platteland waar niet eens meer brood of melk valt te krijgen. Moeten we als samenleving daar blij mee zijn?'
In dat verband wijst hij er ook nog eens fijntjes op dat het niet in alle plaatsen is toegestaan om in de periferie een elektrowinkel te openen, terwijl de bouwmarkt in diezelfde periferie rustig een koffiezetter of een pc aan de man kan brengen. Niet eerlijk, vindt Vloermans. 'Branchevervaging wordt pas een probleem als de ene partij volledig vrij is en de andere niet.'

Geen aardverschuiving
Het is nog maar tien jaar geleden, namelijk in 1993, dat er een verruiming optrad ten aanzien van de strenge vestigingsregels. Den Haag wees op dat moment 13 steden aan waar centra met winkels groter dan 1.500 vierkante meter een plek konden krijgen. In concrete termen heeft dat beleid geresulteerd in projecten als Alexandrium in Rotterdam, de Haaglanden Megastores en de Amsterdamse Arena Boulevard.
Met de Nota Ruimte van het ministerie van VROM gaat de overheid nog een stapje verder. Het uitdrukkelijke verbod op weidewinkels is uit de parafen geschrapt, zodat het nu in theorie mogelijk is om een megastore in the-middle-of-nowhere op poten te zetten. Daar moet dan wel uitdrukkelijk een studie van een onafhankelijke partij aan ten grondslag liggen. Heeft de nieuw te bouwen weidewinkel onherroepelijk effect op de bestaande detailhandel, dan gaat het hele feest niet door.
Gerrit Sluiskens van MKB Nederland heeft behoorlijk wat ervaring in huis wat betreft grootschalige projecten. Aangaande de Nota Ruimte meldt hij dat er in theorie wilde plannen kunnen ontstaan, maar dat de praktijk waarschijnlijk heel wat weerbarstiger zal blijken. 'Wat je in deze discussie beslist niet door elkaar moet halen, is het verschil van weidewinkels, zoals Maxis in Muiden, en de grootschalige detailhandel in de periferie van de stad. Deze periferie is de laatste jaren behoorlijk tot ontwikkeling gebracht, wat op zich ook zeker een versterking kan betekenen voor de detailhandelsstructuur. We zijn er zeker niet à priori op tegen dat grootschalige winkelformules de rand van de stad opzoeken, maar dat mag dan geen negatief effect hebben op de bestaande verkooppunten.'

Verschil
Voor de sanitairspecialist is de nieuwe regelgeving -zo lijkt het op het eerste gezicht- nauwelijks van belang. In zeer beperkte mate zijn er sanitairshowrooms of tegelwinkels te vinden op woonboulevards. Hoe komt dit? Voor een antwoord op die vraag is het belangrijk eerst onderscheidt te maken tussen enerzijds de weidewinkels en anderzijds de grootschalige detailhandel in de periferie én alle tussenvormen. Qua opzet, samenstelling en onstaansgeschiedenis is er grofweg sprake van vijf categorieën.

1. Weidewinkels
Een bekend voorbeeld is Maxis in Muiden. Het ontstaan van dit type winkel is terug te voeren naar de jaren zeventig. De weidewinkels of ook wel 'witte schuren' genoemd, zochten een vestigingsplaats aan de rand of buiten de stedelijke bebouwing. Dat werd gezien als bedreiging van de bestaande detailhandelsstructuur. Het beleid werd hierop aangepast, waarbij vestiging in de periferie van de stad werd toegestaan voor die detailhandel die een complementaire functie vervulde naast de voorzieningen in de binnensteden. Aan het beleid werd een praktische invulling gegeven door alleen bepaalde branches op de perifere locaties toe te staan. Met de nieuwe Nota Ruimtelijke Ordening moet onder andere aan die ongelijkheid een einde komen. Echte weidewinkels zijn er nauwelijks nog te vinden en voor de komende jaren zal dat beeld niet echt veranderen. Het beleid van veel gemeenten staat niet toe dat een dergelijk groot project in-the-middle-of-nowhere gebouwd wordt.

2. Woonmalls
De laatste jaren zijn er door de versoepeling van de regelgeving aan het begin van de jaren negentig diverse woonmalls bij gekomen. Bekende voorbeelden zijn Alexandrium in Rotterdam, Villa Arena in Amsterdam en Megastores Haaglanden in Den Haag. Dit zijn min of meer de stedelijke varianten van de weidewinkels.
Opvallend is dat er nauwelijks sanitairspeciaalzaken gevestigd zijn op dergelijke woonmalls. Bij wijze van uitzondering heeft Villa Arena welgeteld twee sanitairzaken: Krea en Volkers Sanitair. Hans Kemp, directeur van Volkers Sanitair ziet duidelijk de voordelen van een sanitairshowroom op een woonboulevard: 'Villa Arena is een A-locatie woonwinkelcentrum. Er is een goede doorstroming van publiek en je biedt met andere woonwinkels een totaalaanbod onder een dak. En dat is nu juist ook de meerwaarde van een woonboulevard.'
Volkers heeft elders in de stad zijn installatiebedrijf. Voor een vestiging op een woonmall moeten beide bedrijfsonderdelen -showroom en kantoor/magazijn- gescheiden worden en veel ondernemers voelen daar blijkbaar weinig voor. Voor de woonketens gaat dit niet op: zij hebben de back-office-activiteiten centraal geregeld. Vandaar dat het overgrote deel van het winkelaanbod voor rekening komt van de retailketens als Beter Bed, Superkeukens en Carpetland.

3. Meubelpleinen
De meubelpleinen, toch ook vaak woonboulevards genoemd, worden overheerst door de ketens. En ook hier is de ruimte beperkt voor sanitairspeciaalzaken. Uitzondering is Tegeltoko waarvan nu een vestiging te vinden is tussen de woonwinkels in Zutphen. Daar huist een duidelijke filosofie achter, liet Bart Stribos, directeur van Tegeltoko in de oktober-editie van vakblad STS weten: 'We willen op termijn met de meeste vestigingen gesitueerd zijn op een locatie met meerdere bedrijven die aanpalend zijn en of een vergelijkbaar product aanbieden.' Bovendien heeft Tegeltoko de distributie centraal geregeld.
Dan speelt er nog een aspect mee: Tegeltoko is een prijsvechter, die de concurrentie met de bouwmarkten aangaat. Voor veel speciaalzaken geldt dat zij zich juist op een hoger segment van de markt richten. In dat opzicht passen ook veel sanitairspeciaalzaken niet op een woonboulevard of meubelplein, tussen bijvoorbeeld bouwmarktformules als Praxis en Gamma.

4. Woonallees
De ontwikkeling van de weidewinkels stond niet op zich. Veel sanitairspecialisten zijn vanwege ruimtegebrek of de aangescherpte regelgeving 'verdreven' uit de dorpskernen en binnensteden. De industrieterreinen boden uitkomst. In sommige gevallen werden de woonwinkels geclusterd en ontstaan er woonallees. Een bekend voorbeeld is de woonwinkelstraat in Kaatsheuvel.

5. Solitaire woonwinkels (in de periferie)
Tot slot zijn er de solitaire sanitairspeciaalzaken op de industrieterreinen. Het overgrote deel van de leden van Baderie, Sanidrome en Bad & Body behoren tot deze categorie.

Conclusie
De sanitairspeciaalzaken zijn voornamelijk gevestigd in de periferie van de steden en dorpen, veelal op de aanwezige industrieterreinen. Daarbij wordt er niet of nauwelijks gezocht naar aansluiting met andere woonwinkels, laat staan dat men zich wil vestigen op een woonmall. Dit heeft -per categorie- verschillende oorzaken. Veel sanitairshowrooms zijn gekoppeld aan een installatiebedrijf. Het verplaatsen van de toonzaal naar een woonmall is voor veel bedrijven blijkbaar geen optie. Daarnaast, en dat geldt vooral voor de woonpleinen, moet de sanitairspecialist de directe concurrentie aan met de bouwmarkten.
Door de invoering van de nieuwe Nota Ruimte bestaat wellicht de mogelijkheid dat er woonmalls of weidewinkels ontstaan met genoeg ruimte voor een volledig installatiebedrijf, waarbij alleen woonspeciaalzaken toegelaten worden. En dan biedt de versoepeling van de regelgeving zeker mogelijkheden.


Buitengebied
Het onderzoeksbureau Locatus mengde zich afgelopen zomer stevig in de discussie over het buitengebied. Met een opening op de voorpagina van De Telegraaf werd gemeld dat de binnenstad steeds verder uit de gratie raakt. De Amsterdamse winkeliers bijvoorbeeld moeten het wekelijks doen met 40.000 bezoekers minder dan twee jaar geleden. In Groningen komen iedere week een kwart minder mensen dan twee jaar terug. Toen winkelden er wekelijks nog 820.000 mensen in de binnenstad, nu zijn dat er nog slechts 632.000. 'Wat we doen, is beslist niet geheimzinnig. We meten consumentenstromen', stelt Baptist Brayé, directeur van Locatus. 'Deze verschuiving van het binnen- naar het buitengebied is al lange tijd aan de gang. Mensen kunnen aan de periferie terecht voor meer winkelvormen dan een decennium terug, dus is het logisch dat deze ontwikkeling optreedt. Eigenlijk is het helemaal geen groot nieuws. Het was net na het EK Voetbal, dus had De Telegraaf blijkbaar behoefte om iets anders dan voetbalnieuws te melden.'
Wat betreft de Nota Ruimte wil hij nog wel zeggen dat het ministerie absoluut een kans heeft laten liggen. Gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheid, maar er bestaat geen enkele visie waar Nederland op nationale schaal naar toe moet met zijn winkelgebieden. Is er op nationaal niveau behoefte aan extra woonboulevard of meer megawinkels? Dat komt in de nota absoluut niet aan de orde.


Steeds minder bezoekers in binnenstad
(gemeten per week ten opzichte van twee jaar terug)

Amsterdam: min 40.000
In Groningen: min 188.000
In Rotterdam: min 100.000
In Utrecht: min 150.000

(Bron: Locatus)

Weidewinkels

Hoewel de weidewinkels vooral een rol spelen in Frankrijk, is het een Belgisch idee. In 1961 werd in Anderghem bij Brussel een megasuper gebouwd van 8.500 vierkante meter, met 26 kassa's en 900 parkeerplaatsen. In 1963 volgde Frankrijk, met de eerste Carrefour in die grootte. In 1980 waren er in Frankrijk al ruim 400 'weidewinkels' en in 1994 meer dan duizend (met 20 procent van de totale detailhandelomzet). Het principe van de megasupermarkt is de one-stop gedachte, met een combinatie van merkartikelen, prijsknallers, meubelen etc. Voor een dergelijke weidewinkel (van 4.000 vierkante meter) is een klantenkring nodig van minimaal 70.000. In Nederland werd vooral de Maxis bekend als weidewinkel. Rond 1980 had KBB zes Maxis vestigingen gerealiseerd, waarvan er zich overigens maar twee buiten de bebouwde kom lagen.


 
 
◀ Terug Delen
 
STS• Sanitair & Tegel Specialist | 2005 - april | Pagina(s) 46,47,49
Categorie: Management
 
Relevante publicaties
Uw mening
U heeft al eerder aan de huidige stemming(en) deelgenomen.
 
Klik hieronder om de resultaten van de laatst gehouden stemmingen te bekijken