WTO: forse afname internationale handel
 
Update coronacrisis
De Wereldhandelsorganisatie (WTO) voorspelt voor 2020 een forse afname in internationale handel; de laatste berekeningen wijzen op een krimp van tussen de 13% en 32%. Het feit dat de verwachtingen zo ver uiteenlopen, weerspiegelt de onzekerheid over de lengte en de diepte van de crisis.
 
De WTO geeft aan dat de gevolgen voor handel waarschijnlijk groter zullen zijn dan de terugval die werd veroorzaakt door de financiële crisis van iets meer dan tien jaar geleden. In het pessimistische scenario zou dat leiden tot een afname in de wereldwijde handel die te vergelijken is met wat er gebeurde tijdens de Grote Depressie 90 jaar geleden, maar dan in een kortere periode. Een afname van 13% in de handel in goederen wordt in het laatste rapport van de WTO als een relatief optimistisch scenario beschreven. Dit vertegenwoordigt een flinke krimp gevolgd door een herstel dat in de tweede helft van 2020 zou moeten beginnen, onder de veronderstelling dat de beperkende maatregelen in de komende maanden kunnen worden opgeheven. Daar is natuurlijk geen enkele garantie voor, dus bevat het rapport ook een veel pessimistischer scenario met een grotere initiële krimp en een minder snel en minder volledig herstel. Het rapport waarschuwt ook voor een hoge mate van onzekerheid en het mogelijk hoger of lager uitvallen van de werkelijkheid voor zowel 2020 als 2021. Het rapport geeft trouwens aan dat de groei in de wereldhandel al eind vorig jaar tot stilstand was gekomen. In het laatste kwartaal van 2019 was de goederenhandel 1% lager dan het jaar daarvoor. De WTO zegt dat dit het gevolg was van ‘koppige handels- spanningen’, een verwijzing naar het beleid van president Trump.
De economische schade die COVID-19 aan een land toebrengt, is niet alleen het gevolg van overheidsbeleid om de verspreiding te beperken en de curve af te vlakken, maar ook van verstoorde leveranciersketens en de impact op individuele bedrijven. Deze verstoringen waren al begonnen vóór landen in lockdowns gingen en zullen ook nadat deze zijn opgeheven tijd nodig hebben dan wel een blijvende invloed hebben. Een tekort aan geïmporteerde halffabricaten door landen die al vroeg door het virus geraakt werden, heeft geleid tot onderbrekingen in de productieprocessen van andere landen al voor het virus daar opdook. De schade zal groter zijn naarmate een land meer afhankelijk is van de aanlevering van halffabricaten uit landen waar het virus de beroepsbevolking zwaar heeft getroffen.
Open economieën worden niet alleen door het virus flink geraakt via hun import van halffabricaten, maar ook via hun exportkanalen. Zelfs nadat het virus binnen de landsgrenzen onder controle is, zal een open economie onder het virus blijven lijden vanwege de dalende vraag in landen die nog steeds tegen het virus strijden.
De landen die veel goederen en diensten exporteren naar landen waar de vraag fors en voor langere tijd is afgenomen, zullen het meeste schade ondervinden aan de vraagkant (export) van hun waardeketen.
Om in te schatten wat de schade voor individuele landen via het exportkanaal is, is het dus belangrijk om te weten waar de export naartoe gaat en in welke fase van herstel die landen zich bevinden. Neem de vraag vanuit China als voorbeeld. Naar verwachting zal de vraag uit China als een van de eerste herstel gaan vertonen, omdat China al vooroploopt in het inperken van het virus. Dit zal enige opluchting betekenen voor landen die relatief afhankelijk zijn van vraag vanuit China. Vanwege hun geografische nabijheid zijn Aziatische landen zeer afhankelijk van de eindvraag vanuit China en zullen
die ook het meeste profiteren van herstel aldaar. Van de niet-Aziatische landen zullen bepaalde exporteurs van grondstoffen, zoals Saudi-Arabië voor olie en Chili voor metaal, ook als meeste profiteren. In Europa zijn Malta, Duitsland, Ierland en Zwitserland het meest afhankelijk van eindvraag vanuit China.
Conclusie van de WHO: Landen die veel aanvoer uit andere landen gebruiken en die al vroeg door het virus werden geraakt, lijden onder hun openheid aan de aanvoerkant van economie, omdat het virus de aanvoer van halffabricaten die zij nodig hebben voor hun eigen productie verstoort. Landen die veel export produceren, lijden aan de uitvoerkant, omdat het virus leidt tot minder uitgaven. Kijkend naar deze twee kanalen samen laten bovenstaande gegevens zien dat open economieën veel harder geraakt worden via wereldwijde waardeketen dan minder open economieën. Open economieën zullen langer geraakt worden door de effecten van het coronavirus op vraag en aanbod. Luxemburg, Ierland, Singapore en Vietnam behoren tot de kwetsbaarste landen.
Van de grootste tien economieën ter wereld lijdt Canada het meeste onder de effecten van buitenlandse leveringen en Duitsland het meest onder teruglopende buitenlandse vraag. De bovenstaande analyse betekent echter niet dat gesloten economieën er beter voor staan in deze crisis. Hoe een land ervoor staat, hangt in belangrijke mate af van de vraag in hoeverre haar productiecapaciteit door het virus wordt geraakt.
 
 
◀ Terug Delen
 
 
Relevante publicaties